Georeferenties aan een document toevoegen
Commando |
Locatie |
Georeferentie |
Bestand > Instellingen document |
Het werken met een gegeorefereerde tekening laat toe om het interne nulpunt van de tekening samen met alle geometrie uit te lijnen met een specifieke locatie op de aarde. Georeferenties zijn een complex gegeven, wat werkt voor een architecturale workflow is mogelijk niet geschikt voor een GIS-workflow. Bovendien hebben verschillende regio’s op aarde verschillende geografische vereisten. Aangezien de aarde niet perfect bolvormig is, is het niet zo vanzelfsprekend om een tweedimensionale kaart op het driedimensionale oppervlak van de aarde te projecteren. Coördinatensystemen zijn rekenkundige berekeningen die de vorm van de aarde op een 2D-vlak overdragen. Omdat er tijdens die overdracht gegevens verloren gaan, gebruikt u best verschillende coördinatensystemen voor de verschillende regio’s op aarde.
Het type coördinatensysteem kan een grote invloed hebben bij het meten van afstanden. Een afstand in de tekening zal afhankelijk van het geselecteerde coördinatensysteem meer of minder overeen komen met dezelfde afstand op de kaart. Hoe groter de overeenkomst met de regio, hoe nauwkeuriger de afmetingen zullen zijn.
Wanneer de functie voor georeferentie is ingeschakeld, zal elke ontwerplaag (cartesisch coördinatenstelsel) informatie opslaan omtrent zijn projectie op een geografisch coördinatenstelsel (op basis van lengte- en breedtegraden). De verschuiving ten opzichte van het nulpunt bepaalt hoe de projectie zich verhoudt tot het interne nulpunt (het middelpunt van de tekening in het Vectorworksbestand). De verschuiving kan op ieder moment aangepast worden, zowel op het niveau van het document als op het niveau van de ontwerplaag, afhankelijk van de GIS-werkmethode.
Met de instellingen onder Bestand > Instellingen document > Georeferentie definieert u de georeferentie van het document. In een tekening is het gebruikelijk dat de meeste ontwerplagen dezelfde georeferentie gebruiken als het document. Maar indien gewenst is het mogelijk om in elke ontwerplaag afzonderlijk de optie Georeferentie te activeren en indien nodig bij te sturen. Ontwerplagen zonder georeferentie nemen automatisch de georeferentie-instellingen van het document over. Een ontwerplaag met georeferentie zal worden verplaatst zodra u de geolocatie aanpast, terwijl een ontwerplaag zonder georeferentie rechtstreeks op het XY-assenstelsel wordt gezet. Het nulpunt zal zich dan op 0°, 0° bevinden en de schaal die wordt aangehouden is de schaal van de lengte- en breedtegraad aan de evenaar.
Bij het importeren van een shapefile kunt u bovendien kiezen om de georeferentie van het document automatisch aan te passen naar het coördinatensysteem van het geïmporteerde bestand.
Om georeferenties aan een document toe te voegen:
Selecteer het commando.
Het dialoogvenster ‘Georeferentie document’ wordt geopend.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Selecteer een coördinatensysteem |
Selecteer een van de Coördinatensystemen op basis van de geografische locatie van de tekening en gewenste gebieden rondom; de bijkomende parameters die nodig zijn om over te schakelen naar het geselecteerde coördinatensysteem vindt u daaronder. |
Gebruik WGS 84 / Pseudo-Mercator wereldwijd |
Dit globale coördinatensysteem is goed voor algemene doeleinden, maar omdat de volledige aardbol wordt weergegeven kunnen er verstoringen van het beeld optreden. Bijgevolg zullen de afstanden in Vectorworks minder goed overeenstemmen met die op de kaart. Daarom is het aangeraden om indien mogelijk een coördinatensysteem te gebruiken dat specifiek is voor de locatie van uw terrein. |
Gebruik een EPSG-code of CRS-naam |
Selecteer deze optie om het coördinatensysteem te specificeren aan de hand van de International Association of Oil and Gas Producer's EPSG Geodetic Parameter Dataset code of de naam van het Coordinate Reference System (CRS). Klik op de knop EPSG/CRS opzoeken om het dialoogvenster ‘EPSG/CRS opzoeken’ te openen. Hierin vindt u alle coördinatenreferentiesystemen (CRS) die ondersteund worden door Vectorworks. Selecteer het gewenste CRS. Klik Verberg verouderde CRS’en om enkel de actueel toepasbare systemen te zien. Het geselecteerde systeem wordt in het dialoogvenster ‘Georeferentie document’ weergegeven. Geef tekst op in het veld Filter om de lijst te filteren. |
Gebruik een projectiebestand (.prj, .proj4, .xml) op uw computer |
Als u een specifiek projectiebestand voor het coördinatensysteem heeft, kunt u dit bestand selecteren via de knop Bladeren. |
Gebruik een standaard coördinatensysteem of geef Well Known Text (WKT) op |
Selecteer een van de standaard Coördinatensystemen in Vectorworks die ondersteund worden door GDAL (Geospatial Data Abstraction Library) of kies om WKT-opmaaktaal te gebruiken. Voer in het zoekveld bovenaan de lijst enkele letters of de volledige naam van een coördinatensysteem in om de lijst te filteren. Afhankelijk van de geselecteerde instelling, worden er extra parameters onder de keuzemogelijkheden weergegeven. |
Tekst |
Hier vindt u een beschrijving van de gegevens in het coördinatensysteem. U kunt deze tekst bewerken en bewaren voor toekomstig gebruik. Gebruik de knoppen Bewaar of Verwijder om items op maat aan de lijst Coördinatensysteem toe te voegen of eruit te verwijderen. Als u de bestaande gegevens niet wenst te vervangen, geeft u bij het bewaren een unieke naam op voor het coördinatenreferentiesysteem. Klik op de knop EPSG/CRS opzoeken om het dialoogvenster ‘EPSG/CRS opzoeken’ te openen. Hierin vindt u alle coördinatenreferentiesystemen (CRS) die ondersteund worden door Vectorworks. Selecteer het gewenste CRS. Klik Verberg verouderde CRS’en om enkel de actueel toepasbare systemen te zien. Geef tekst op in het veld Filter om de lijst te filteren. |
Ellipsoïde |
Kies de gewenste ellipsoïde voor het coördinatensysteem. |
UTM rooster zone / UTM halfrond |
Deze keuzelijsten verschijnen wanneer u het coördinatensysteem Universal Transverse Mercator (UTM) kiest. |
Staat / Zone |
Deze keuzelijsten verschijnen wanneer u het projectietype State Plane Coordinate System (NAD83 en NAD27) kiest. |
Breedtegraad centrum / Lengtegraad centrum |
Selecteer de breedte- en lengtegraad van het centrum van het geselecteerde coördinatensysteem. |
Schaal |
Als u Transverse Mercator kiest, kunt u hier de schaalfactor langs de centrale lengtegraad opgeven; kiest u Stereografische cilinderprojectie, dan kunt u hier de schaalfactor op het centrale punt opgeven. |
Standaard parallel 1 / 2 |
Als u de Conforme Kegelprojectie van Lambert kiest, kunt u hier de twee standaard parallellen opgeven. |
Locatie en oriëntatie van het interne nulpunt |
Hiermee beïnvloedt u de manier waarop (het interne nulpunt van) de Vectorworkstekening zich verhoudt tot de geografische locatie. Vink deze optie aan opdat de locatie van de gegeorefereerde gegevens overeenkomt met de manier waarop het coördinatensysteem zich verhoudt tot het interne nulpunt van de tekening. Het is aangeraden deze instellingen in te schakelen en te verwijzen naar een locatie dicht bij uw projectterrein. Zo bent u er zeker van dat uw tekenwerk voldoet aan de dubbele nauwkeurigheidsstandaard van getallen voor mathematische berekeningen en acties in Vectorworks. |
Specificeer geografische coördinaten / Specificeer geografische (WGS 84) coördinaten |
Verschuift de coördinaten van het interne nulpunt volgens geografische of geografische (WGS 84) coördinaten. |
Breedtegraad / Lengtegraad |
Geef de waarden in voor het absolute nulpunt van het document. Gebruik hiervoor decimale graden of de schrijfwijze graden/minuten/seconden (bijvoorbeeld: 39,18,39° 10’ 32”) of 39d 10m 32s), eventueel vooraf gegaan door een minteken. |
Specificeer cartesische coördinaten |
Verschuift de coördinaten van het interne nulpunt volgens de cartesische coördinaten, Oostwaarde (X) en Noordwaarde (Y); voer de coördinaten in in meters of voet, volgens het geselecteerde coördinatensysteem. Precisiewaarden worden altijd ingesteld op 8 plaatsen na de komma, ongeacht de documentinstellingen voor eenheden. |
Hoek naar ware noorden |
Geef de hoek in van de noordrichting, te rekenen vanaf het absolute nulpunt. Gebruik het azimutale stelsel (0° ligt op de Y-as, 90° op de positieve X-as) |
Standaard |
Klik op deze knop om eventuele wijzigen ongedaan te maken en de standaard projectie-instellingen te herstellen. |
Wanneer u het coördinatensysteem wijzigt, wordt het dialoogvenster Geografische omzetting geopend. Geef aan wat u wilt doen met de bestaande objecten.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Omzetting |
Kies het gewenste gedrag ingeval het type coördinatensysteem zou worden gewijzigd. Objecten niet omzetten: Objecten worden niet omgezet; de objectlocatie kan veranderen, dus deze optie wordt best gebruikt voor nieuwe bestanden zonder objecten of voor objecten die geen geografische items voorstellen. Alle objecten afzonderlijk omzetten: Dit is de beste oplossing voor geografische gegevens als gemeentegrenzen, wegen, rivieren op een kaart; deze optie verplaatst en schaalt alle objecten op geogerefereerde lagen. Als u manueel wijzigingen aan de Breedtegraad / Lengtegraad of de Hoek naar het ware noorden heeft aangebracht, is het aangeraden om voor deze optie te kiezen. Alle objecten als groep omzetten: Dit is de beste optie voor niet-geografische tekeningen zoals architecturale tekeningen; deze optie zet alle objecten om op geogerefereerde lagen, maar wijzigt de vorm niet. |
Zet afbeeldingen om naar coördinatensysteem van de laag (document georeferentie vereist). |
Indien ingeschakeld, zorgt deze optie ervoor dat de afbeeldingspixels op gegeorefereerde lagen de correcte lengte- en breedtegraad hebben, overeenkomstig het coördinatensysteem van de laag. Afbeeldingen zullen eveneens worden omgezet bij een wijziging van de methode voor de Omzetting. |
Ken georeferenties toe aan elke ontwerplaag waarvoor dit vereist is. Ga hierbij te werk zoals beschreven in Georeferenties toekennen aan een ontwerplaag.